ALMERE - Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) doet vandaag uitspraak op het verzoek van Stichting Animal Rights om een voorlopige voorziening te treffen die de slacht van circa 150 konikpaarden uit de Oostvaardersplassen moet voorkomen. Dit verzoek werd behandeld op 2 november jl.


Staatsbosbeheer wil 150 konikpaarden uit de Oostvaardersplassen afvoeren naar het slachthuis. Voor het vervoer naar het slachthuis is voor ieder dier een paardenpaspoort nodig. De minister heeft deze voor de eerste 32 paarden afgegeven. Animal Rights maakt daartegen bezwaar en vraagt tegelijk aan de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening die voorkomt dat de paarden worden gedood voordat de minister op dat bezwaar heeft beslist.

De 32 paarden zijn al geslacht. Een oordeel over de voor deze paarden afgegeven paspoorten heeft geen zin meer. Toch geeft de voorzieningenrechter, op verzoek van alle partijen, een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van deze paspoorten. Dit oordeel behoudt namelijk betekenis voor de nog af te geven circa 118 paspoorten voor de in de vangweide achtergebleven dieren.
De voorzieningenrechter gaat niet mee in de bezwaren van Animal Rights en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Staatsbosbeheer is houder geworden van de paarden in de vangweide.

Voor de konikpaarden in de vangweide geldt dat zij, ongeacht hun leeftijd, pas met een paardenpaspoort worden geïdentificeerd, nadat zij zijn gescheiden van hun in het wild, buiten de vangweide levende soortgenoten. De 32 paarden zijn na hun vangst in de vangweide in één week tijd gechipt, de paspoorten zijn in die week aangevraagd en afgegeven en nog dezelfde week zijn zij vervoerd naar het slachthuis. Daarom is de afgifte van de paspoorten voor deze 32 paarden niet onrechtmatig, ook al ontbreekt in de Nederlandse wet een aanvraagtermijn ondanks dat de Europese verordening paardenpaspoort voorschrijft dat die termijn moet worden vastgesteld.