ALMERE - De rechtbank Midden-Nederland heeft een 37-jarige man uit Almere veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De man maakte zich vorig jaar schuldig aan poging tot doodslag door van dichtbij met een vuurwapen op het hoofd en lichaam van het slachtoffer te schieten. Aanleiding was een ruzie over 1500 euro.


Ruzie
Op 26 mei 2018 spraken de verdachte en het slachtoffer af op het terrein van een autodealer in Almere. Volgens de verdachte om ‘met elkaar te praten.’ De twee mannen hadden ruzie over 1500 euro. De ontmoeting liep uit de hand en de verdachte schoot van dichtbij op het hoofd en lichaam van het slachtoffer. Dat het slachtoffer ‘slechts’ gewond raakte, en niet is overleden, is volgens de rechtbank niet te danken aan de verdachte. Hij heeft het leven van het slachtoffer op een ernstige en onaanvaardbare manier in gevaar heeft gebracht.

Geen noodweer
De verdachte zei op zitting dat niet hij, maar het slachtoffer in eerste instantie degene was die het wapen trok. Er zou sprake zijn geweest van zogenoemd noodweer. Hij verdedigde zichzelf door het wapen van zich af te draaien waarna het wapen afging. Maar de rechtbank gelooft dit niet. Zo blijkt uit het dossier onder andere dat de verdachte vanuit de gevangenis heeft geprobeerd getuigen om te kopen. De rechtbank vindt dat bewezen is dat de verdachte het wapen trok en daarmee op het slachtoffer schoot.

Hogere straf dan geëist
De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van vijf jaar. Maar de rechtbank gaat daar niet in mee en legt een hogere straf op. Bij het opleggen van de straf let de rechtbank op straffen die worden opgelegd voor een poging doodslag waarbij van korte afstand en gericht op het slachtoffer is geschoten. De rechtbank ziet daarnaast een maatschappelijke ontwikkeling. Zo wordt op straat steeds vaker gebruik gemaakt van vuurwapens. Door dit toenemende geweld, nemen gevoelens van onveiligheid toe en groeit het idee dat hier een einde aan moet komen. De rechtbank plaatst de zaak van de verdachte in deze maatschappelijke ontwikkeling. Met het oog hierop vindt de rechtbank het noodzakelijk dat een hogere straf moet worden opgelegd dan door de officier van justitie is geëist.